Internationaal Privaatrecht
Betekening van gerechtelijke stukken
Binnen de EU
De (herziene) EG-betekeningsverordening voorziet in de mogelijkheid om binnen de EU vanuit de ene lidstaat in een andere lidstaat gerechtelijke stukken te laten betekenen. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen deel aan deze verordening, maar Denemarken niet.
De verordening voorziet in de benoeming in iedere lidstaat van een verzendende en een ontvangende instantie. De verzendende instantie is bevoegd om gerechtelijke stukken ter betekening te verzenden aan een ontvangende instantie in een andere lidstaat.
De ontvangende instantie zorgt na ontvangst van een stuk voor betekening van het stuk aan de desbetreffende persoon. Na betekening zorgt de ontvangende instantie voor verzending van een certificaat van betekening of kennisgeving, in bepaalde gevallen vergezeld van een afschrift van het betekende stuk, aan de verzendende instantie.
In buitengewone gevallen is het voor lidstaten nog steeds mogelijk, stukken langs consulaire of diplomatieke weg ter betekening of kennisgeving aan de ontvangende of centrale organisatie van een ander land te verzenden.
Iedere belanghebbende bij een rechtsgeding kan bovendien een betekening of kennisgeving van een gerechtelijk stuk rechtstreeks door een deurwaarder, ambtenaar of andere bevoegde persoon laten plaatsvinden, als dat door de wetgeving van het desbetreffende land is toegestaan.
Klik hier voor de volledige tekst van de (herziene) EG-betekeningsverordening
Buiten de EU
Indien partijen vanuit of in andere staten dan de EU-leden (uitgezonderd Denemarken, dat niet aangesloten is bij de EG-betekeningsverordening) een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk willen laten betekenen, is voor de 81 aangesloten leden het Haags Betekeningsverdrag 1965 van toepassing.
Volgens dit verdrag wijst iedere aangesloten staat een centrale autoriteit aan, die zorgt voor aanname en verdere verwerking van ter betekening toegezonden stukken. Deze centrale autoriteit kan (en zal doorgaans) verlangen dat het te betekenen stuk wordt opgesteld of vertaald in de officiële taal of één van de officiële talen van haar land.
Iedere verdragsluitende staat is bevoegd om daarnaast in een andere verdragsluitende staat rechtstreeks door de zorg van zijn diplomatieke of consulaire ambtenaren betekeningen of kennisgevingen van gerechtelijke stukken te laten verrichten.
Bovendien laat het verdrag de mogelijkheid open om gerechtelijke stukken rechtstreeks aan zich in het buitenland bevindende personen toe te zenden of door tussenkomst van deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in het buitenland te laten betekenen door deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in dat land. Bovendien is het iedere belanghebbende bij een rechtsgeding toegestaan om rechtstreeks aan deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen van een ander aangesloten land te verzoeken gerechtelijke stukken te betekenen in dat land.
Het verdrag bepaalt dat een rechter zijn beslissing in een zaak aanhoudt, totdat hem gebleken is dat het stuk betekend is met inachtneming van de wettelijke vereisten voor betekening in het aangezochte land, hetzij het stuk aan de verweerder in die zaak in persoon of aan zijn woonplaats is afgegeven op een andere in het verdrag geregelde wijze en dat dit zo tijdig is gebeurd, dat de verweerder de gelegenheid heeft gehad, verweer te voeren.
Voorts laat het verdrag de mogelijkheid open dat afzonderlijke verdragsluitende staten bepalen dat rechters wel een beslissing kunnen nemen, ook aks geen bewijs van kennisgeving, betekening of afgifte is ontvangen, als het stuk is verzonden op een van de in het verdrag beregelde wijzen, er sinds de toezending van het stuk een termijn van ten minste zes maanden is verstreken en er van de bevoegde autoriteiten geen bewijs kon worden verkregen.
Tot slot bepaalt het verdrag dat in gevallen waarin een verstekvonnis is gewezen de rechter aan de gedaagde na het verstrijken van de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel een nieuwe termijn hiervoor kan toestaan als de verweerder niet de gelegenheid heeft gehad zich te verweren of een rechtsmiddel aan te wenden doordat het stuk dat het geding inleidde of het vonnis hem buiten diens schuld niet tijdig heeft bereikt en de grieven niet van elke grond zijn ontbloot.
Voor buitengerechtelijke stukken is in het verdrag een afzonderlijke regeling opgenomen.
Via deze link wordt aangegeven, welke landen aangesloten zijn bij het betekeningsverdrag.
Voor de volledige tekst van het Haags Betekeningsverdrag 1965.
Bevoegde rechter
In civielrechtelijke zaken met een internationaal karakter dienen steeds twee voorvragen beantwoord te worden, voordat men toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van een zaak.
- De eerste vraag is: welke rechter is bevoegd om kennis te nemen van het tussen partijen lopende geschil?
- De tweede vraag: welk recht dient te worden toegepast bij de beoordeling van dit geschil?
Het is lang niet altijd zo dat de rechter die bevoegd is, zijn eigen nationale recht mag toepassen op de aan hem voorgelegde kwestie. Welk recht van toepassing is, wordt in een aantal verdragen en verordeningen bepaald.
Op deze pagina gaat het om de vraag, welke rechter bevoegd is om in een bepaalde zaak recht te spreken. Elders op deze website komt de vraag aan de orde, welk recht in het desbetreffende geval van toepassing is.
Brussel I-verordening (herschikt)
Voor de vraag, welke rechter in een zaak met een internationaal karakter bevoegd is, recht te spreken in een geschil tussen partijen, is in Europees verband de gewijzigde Brussel I-verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2012 bepalend. Deze verordening is op 10 januari 2015 in werking getreden.
De verordening regelt de bevoegdheid van de gerechten in burgerlijke en handelszaken. Zij bepaalt dat in een lidstaat van de Europese Unie gegeven beslissingen, behoudens betwisting, zonder bijzondere procedures in de andere lidstaten moeten worden erkend. De verklaring met betrekking tot de uitvoerbaarheid van een beslissing dient te worden afgegeven na een louter formele controle van de overgelegde documenten. In de verordening worden gronden voor niet-uitvoering vastgesteld, maar gerechtelijke instanties kunnen deze ambtshalve niet aanvoeren.
Hoofdstuk II van deze verordening regelt de rechterlijke bevoegdheid.
Uitgesloten rechtsgebieden
Deze verordening is niet van toepassing op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken en evenmin op zaken met betrekking tot personen- en familierecht, huwelijksvermogensrecht, erfrecht, faillissementsrecht, sociale zekerheid of arbitrage.
Bevoegdheidsregels
De hoofdregel van artikel 4 is dat ieder steeds kan worden opgeroepen voor het gerecht van de lidstaat, waar deze woonplaats heeft. Deze bevoegdheid geldt ongeacht de nationaliteit van de desbetreffende partij. De woonplaats wordt vastgesteld aan de hand van de wetgeving van de lidstaat van de aangezochte rechtbank. Wanneer een partij geen woonplaats heeft in een lidstaat waar de rechtbanken worden aangezocht, dient de rechter de wetgeving van een andere lidstaat toe te passen om vast te stellen of de partij haar woonplaats in die lidstaat heeft.
Heeft een verwerende partij woonplaats in een staat buiten de EU, dan gelden de nationale bevoegdheidsregels van de staat waar deze woonplaats heeft.
Buiten de in artikel 4 genoemde bevoegdheid gelden, afhankelijk van de aard van de vordering, nog afzonderlijke bevoegdheidsregels die meebrengen dat, naast de rechter in het land van de woonplaats van de verwerende partij, binnen de EU ook aan rechters van andere lidstaten rechtsmacht kan toekomen.
Wanneer partijen, waarvan ten minste één met woonplaats op het grondgebied van de EU, een overeenkomst hebben gesloten waarin een forumkeuze is opgenomen, is het door de partijen overeengekomen gerecht bevoegd. In de verordening zijn de formaliteiten opgenomen met betrekking tot een dergelijke forumkeuze: zij dient schriftelijk te worden gesloten dan wel in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die de partijen zijn overeengekomen of, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn.
Tot beoordeling van vorderingen uit overeenkomst is tevens de rechter bevoegd van de lidstaat, waar de verbintenis, waarop de desbetreffende vordering is gebaseerd, moet worden uitgevoerd. Bij een koopovereenkomst is dat de lidstaat waarbinnen de gekochte zaken geleverd (hadden) moeten worden. Bij een overeenkomst tot het verrichten van diensten is dat de lidstaat waarbinnen de diensten verleend (hadden) moeten worden.
Op het gebied van verzekeringszaken kan de verzekeraar worden opgeroepen voor de gerechten van de lidstaat waar hij of zij woonplaats heeft of van de lidstaat waar de eiser woonplaats heeft indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft. Indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering van onroerend goed betreft, kan de verzekeraar worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan.
In de verordening zijn ook bepalingen opgenomen betreffende de bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten. Consumenten zijn personen die met iemand uit het beroep een overeenkomst sluiten voor andere dan bedrijfs- of beroepsmatige doeleinden. Alle tussen consumenten gesloten overeenkomsten met personen die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooien op het grondgebied van de EU vallen hieronder, behoudens overeenkomsten waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf worden aangeboden. Afgezien van koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken, leningen op afbetaling en andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken, wordt de bescherming voor de consument alleen gewaarborgd indien de overeenkomst gesloten is met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft of dergelijke activiteiten op die lidstaat richt. Een consument kan een rechtsvordering instellen voor het gerecht van de lidstaat op het grondgebied waar de verweerder woonplaats heeft of voor het gerecht van de lidstaat waar de consument (de eiser) woonplaats heeft. Rechtsvorderingen die door de wederpartij bij de overeenkomst tegen een consument worden ingesteld, kunnen uitsluitend aanhangig worden gemaakt bij de gerechten van de lidstaat waarin de consument woonplaats heeft.
Voor individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst kunnen werknemers hun werkgever oproepen voor het gerecht van de lidstaat waar laatstgenoemde woonplaats heeft of voor het gerecht van de lidstaat waarin de werknemers gewoonlijk hun werkzaamheden verrichten. Wanneer werknemers hun werkzaamheden niet gewoonlijk in eenzelfde land verrichten, kunnen zij hun werkgever oproepen voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt die hen in dienst heeft genomen. Werkgevers die hun woonplaats niet in een lidstaat hebben, maar er wel een filiaal, een agentschap of een andere vestiging hebben, worden geacht hun woonplaats in deze lidstaat te hebben. Werkgevers kunnen tegen werknemers uitsluitend een vordering indienen voor het gerecht van de plaats waar de werknemers woonplaats hebben.
Vorderingen uit onrechtmatige daad kunnen worden voorgelegd aan het gerecht van het land waar het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
Benadeelden ten gevolge van een strafbaar feit kunnen zich voor schadevergoeding of teruggave van aan hen toebehorende zaken wenden tot het gerecht dat de strafrechtelijke kant van de zaak beoordeelt. Voorwaarde is dat volgens de wetgeving ter plaatse een dergelijk gerecht zich ook over de met de strafzaak verknochte civiele vorderingen kan buigen.
Vorderingen tot teruggave van cultuurgoed zoals bedoeld in artikel 1, punt 1 van Richtlijn 93/7/EG kunnen door degene die stelt een eigendomsrecht met betrekking tot een zodanig goed te hebben, worden ingesteld voor het gerecht van de staat waarbinnen het goed zich op het moment van aanhangig maken bevindt. Het gaat hierbij om goederen die tot het openbare kunstbezit van een land of inventarissen van kerkelijke instellingen behoren en die onrechtmatig van het grondgebied zijn verdwenen.
Zaken met betrekking tot een filiaal, een agentschap of een andere vestiging kunnen worden ingesteld voor het gerecht van het land waar dit of deze zich bevindt.
Trustzaken kunnen worden voorgelegd aan de rechter van het land, waar de trust woonplaats heeft.
Ongeacht de woonplaats hebben de hieronder vermelde gerechten exclusieve bevoegdheid over vorderingen betreffende:
- zakelijke rechten op huur of verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen (het gerecht van de lidstaat waar het onroerend goed zich bevindt is bevoegd);
- de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen dan wel van de besluiten van hun organen (het gerecht waar de rechtspersoon gevestigd is);
- de geldigheid van inschrijvingen in openbare registers (het gerecht van de lidstaat waar deze registers worden gehouden);
- de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten (de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan deponering of registratie is verzocht of heeft plaatsgehad in de zin van een besluit van de Unie of een internationale overeenkomst);
- de tenuitvoerlegging van beslissingen (de gerechten van de lidstaat van de plaats van tenuitvoerlegging).
Er zijn bepalingen in de verordening opgenomen op het gebied van medeverweerders, bij een vordering tot vrijwaring of bij een vordering tot voeging of tussenkomst, ten aanzien van een tegenvordering, alsmede ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst, indien de vordering vergezeld kan gaan van een zakelijke vordering betreffende een onroerend goed.
In de verordening is tevens voorzien in een mechanisme voor aanhangigheid (lis pendens) en samenhang.
Voor de volledige Nederlandse tekst van de Brussel I-verordening (herschikt), klik hier.
EVEX (Verdrag van Lugano)
Op grond van het EVEX-Verdrag gelden vergelijkbare bevoegdheidsregels ten aanzien van zaken tussen partijen in Nederland en partijen in IJsland, Noorwegen of Zwitserland. Klik hier voor de volledige tekst van het EVEX-verdrag.
- Personen- en familierecht
- Huwelijksvermogensrecht
- Erfrecht
Toepasselijk recht
In civielrechtelijke zaken met een internationaal karakter dienen steeds twee voorvragen beantwoord te worden, voordat men toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van een zaak.
- De eerste vraag is: welke rechter is bevoegd om kennis te nemen van het tussen partijen lopende geschil?
- De tweede vraag: welk recht dient te worden toegepast bij de beoordeling van dit geschil?
Het is lang niet altijd zo dat de rechter die bevoegd is, zijn eigen nationale recht mag toepassen op de aan hem voorgelegde kwestie. Welk recht van toepassing is, wordt in een aantal verdragen en verordeningen bepaald.
Elders op deze website komt de vraag aan de orde, welk rechter in het desbetreffende geval bevoegd is.
Hieronder volgt een uiteenzetting van het recht dat van toepassing is in zaken met een internationaal karakter. Daarvan is onder meer sprake als het gaat om partijen die onderdaan zijn van verschillende landen, om zaken waarin een rechtskeuze heeft plaatsgevonden voor een ander recht dan het recht van de nationaliteit van beide partijen of om zaken die van belang zijnde raakvlakken hebben met een ander land dan het land van de betrokken partijen.
Het gaat hier niet om de vraag, welke rechter bevoegd is om van een bepaalde zaak kennis te nemen. Die vraag wordt elders op deze website behandeld.
Overeenkomsten (Rome I-verordening)
De Rome I-verordening van 17 juni 2008 (593/2008, PbEU L177/6) regelt welk nationaal recht van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomsten met een grensoverschrijdend karakter.
Net als vele andere verordeningen die in het eerste decennium van deze eeuw het licht hebben gezien, is deze verordening een voortvloeisel van een gezamenlijk programma van maatregelen dat de Europese Raad op 30 november 2000 heeft aangenomen.
Dit programma strekt ertoe een steeds verder gaande harmonisatie te bewerkstelligen binnen de Europese interne markt. Een van de onderdelen daarvan is dat binnen de EU zoveel mogelijk dezelfde collisieregels gelden, zodat ongeacht het land waarin men een procedure aanhangig maakt, men steeds ervan uit kan gaan dat steeds hetzelfde nationale recht wordt toegepast.
Het verdrag is niet van toepassing op onder meer overeenkomsten met betrekking tot kwesties van personen- en familierecht, huwelijksvermogensrecht, wissel- en chequerecht, arbitrage-overeenkomsten, rechtspersonenrecht en precontractuele verbintenissen.
Artikel 2 van het verdrag geeft het een universeel karakter, waarmee wordt bedoeld wordt dat het binnen het grondgebied van de aangesloten landen van toepassing is, ongeacht of de te beoordelen overeenkomst op enige wijze verbonden is met een lidstaat.
Uitgangspunt is dat het partijen vrij staat overeen te komen welk recht op de overeenkomst van toepassing is. Regels van dwingend recht die zouden gelden bij gebreke van een rechtskeuze, blijven echter van kracht.
In artikel 4 van de verordening wordt bij het ontbreken van een rechtskeuze door partijen ten aanzien van een aantal benoemde overeenkomsten bepaald, welk recht van toepassing is (lid 1). Valt een overeenkomst niet onder één van de opgesomde overeenkomsten, dan geldt volgens artikel 4 lid 2 dat het recht van het land van de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten van toepassing is.
Heeft de overeenkomst kennelijk een nauwere band met een ander land, dan is het recht van dat land van toepassing op de overeenkomst (lid 3). Kan aan de hand van lid 1 of lid 2 niet worden vastgesteld welk recht van toepassing is, dan geldt het recht van het land waarmee de overeenkomst het nauwst verbonden is.
Voor vervoersovereenkomsten, consumentenovereenkomsten, verzekeringsovereenkomsten en individuele arbeidsovereenkomsten gelden afzonderlijke regels, die zijn neergelegd in de artikelen 4 – 8 van de verordening.
Artikel 9 brengt mee dat de rechter bij wie een zaak aanhangig is gemaakt, bepalingen van bijzonder dwingend recht die binnen diens rechtssfeer gelden, toepast, ongeacht welk recht volgens de Rome I-verordening van toepassing is. De rechter kan ook rechtsgevolg toekennen aan bepalingen van bijzonder dwingend recht in het land waar de verbintenissen moeten worden nagekomen of zijn nagekomen, voor zover die bepalingen de uitvoering van de overeenkomst onwettig maken. Als bepalingen van bijzonder dwingend recht worden beschouwd bepalingen waaraan een land zoveel waarde hecht voor de handhaving van zijn openbare belangen, dat zij in alle gevallen die onder de werkingssfeer ervan vallen dienen te worden toegepast, ongeacht het recht dat op de desbetreffende overeenkomst van toepassing is.
Het bestaan en de geldigheid van een overeenkomst of een bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat van toepassing zou zijn als de overeenkomst of de desbetreffende bepaling geldig zou zijn.
Voor de formele geldigheid van een overeenkomst bevat de verordening nog een afzonderlijke set van regels, die een eigen betekenis hebben en verder strekken dan een verwijzing naar het recht dat op de desbetreffende overeenkomst van toepassing is.
Voor de volledige Nederlandse tekst van de verordening, klik hier.
Rome II-verordening (niet-contractuele verbintenissen)
Verordening (EG) nr. 864/2007 van 11 juli 2007 (Rome II) is van toepassing op niet-contractuele verbintenissen. Daarmee worden niet alleen verbintenissen uit onrechtmatige daad, maar ook andere niet-contractuele verbintenissen bedoeld, zoals verbintenissen uit ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling, zaakwaarneming en precontractuele goede trouw wegens afgebroken onderhandelingen.
Uitgesloten zijn de vorderingen die voortvloeien uit familierechtelijke betrekkingen, huwelijksvermogensrecht of erfrecht, vorderingen met betrekking tot waardepapieren, vorderingen met betrekking tot rechtspersonen of trusts, vorderingen verband houdende met een kernongeval of vorderingen die voortvloeien uit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of op persoonlijkheidsrechten, waaronder smaad.
De verordening heeft een universeel van toepassing, waarmee bedoeld wordt dat het door de verordening aangewezen recht van toepassing is, ook als dat het recht is van een land dat geen lidstaat is.
Onrechtmatige daad
De hoofdregel is dat het recht van het land waar de schade zich voordoet, van toepassing is, ook al heeft de schadeveroorzakende gebeurtenis zich elders voorgedaan of doen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich elders voor. Wat dat laatste betreft geeft de preambule van het verdrag een voorbeeld: in geval van letselschade of vermogensschade is het recht van het land waar die schade is opgelopen, van toepassing.
Als echter zowel de veroorzaker van de schade als degene die de schade lijdt, beiden op het moment waarop de schade zich voordoet, hun gewone verblijfplaats hebben in hetzelfde land, is het recht van dat land van toepassing.
Is sprake van een kennelijk nauwere band van de onrechtmatige dat met een ander land, dan is het recht van dat land van toepassing. Daarvan is sprake als er tussen de betrokken partijen al een rechtsbetrekking bestaat die nauw verband houdt met de onrechtmatige daad, zoals een overeenkomst.
In geval van milieuschade kan de benadeelde zijn vordering ook baseren op het recht van het land waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan.
Productaansprakelijkheid
Bij productaansprakelijkheid geldt primair dat het recht van het land waar degene die de schade lijdt, zijn gewone verblijfplaats had op het tijdstip waarop de schade zich voordeed, van toepassing is, mits het product in dat land op de markt is gebracht.
Is daar geen sprake van dan is het recht van het land waar het product is verkregen, van toepassing, mits het product in dat land op de markt is gebracht.
Als ook dit niet van toepassing is, geldt het land waar de schade zich heeft voorgedaan, als het product in dat land op de markt is gebracht.
Het voorgaande geldt niet indien degene wiens aansprakelijkheid mogelijk aan de orde is, redelijkerwijs niet kon voorzien dat het product in één van de hiervoor bedoelde landen op de markt zou worden gebracht. In dat geval is het recht van het land waar deze zijn gewone verblijfplaats heeft, van toepassing.
Oneerlijke concurrentie en concurrentiebeperking
Verbintenissen uit onrechtmatige daad die voortvloeien uit een daad van oneerlijke concurrentie, wordt beheerst door het recht van het land waar de concurrentieverhoudingen of de collectieve consumentenbelangen worden geschaad of dreigen te worden geschaad.
Zijn evenwel uitsluitend de belangen van een specifieke concurrent aan de orde, dan geldt de hiervoor onder ‘onrechtmatige daad’ opgesomde regeling.
De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een beperking van de mededinging wordt beheerst door het recht van het land waarvan de markt beïnvloed wordt. Dagvaardt de benadeelde de verweerder voor een gerecht van het land van diens woonplaats, dan mag de benadeelde zijn vordering baseren op het recht van dat land, mits de markt in dat land ook rechtstreeks en beïnvloed wordt door de desbetreffende beperking van de mededinging. Dagvaardt de benadeelde verschillende verweerders voor hetzelfde gerecht, dan kan de benadeelde zijn vordering uitsluitend baseren op het recht van het land van dat gerecht, indien de beperking waarop de vordering gebaseerd is, ook de markt in de lidstaat van dat gerecht rechtstreeks en aanzienlijk beïnvloedt.
Voor de volledige Nederlandse tekst van de verordening, klik hier.
Tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen
Een belangrijk gevolg van de invoering van de gewijzigde Brussel I-verordening is dat daarmee vonnissen van gerechten van een onder die verordening vallende staat steeds zonder inhoudelijke beoordeling door een gerecht in een andere onder de verordening vallende staat ten uitvoer kunnen worden gelegd.
Anders dan bij de eerdere mogelijkheid van een Europese executoriale titel, geldt de mogelijkheid van een rechtstreekse tenuitvoerlegging in een andere staat ook, wanneer het een zaak betreft die op tegenspraak is beslist.
Met ingang van 10 januari 2015 is deze verordening van toepassing binnen alle landen die deze verordening hebben aangenomen. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen afzonderlijk deel aan de toepassing van deze verordening. Daarmee geldt deze verordening voor alle EU-landen.
Krachtens artikel 39 van deze verordening is, uitzonderingen daargelaten, iedere in een lidstaat gegeven rechterlijke beslissing direct uitvoerbaar, zonder dat daartoe nog langer een verklaring van uitvoerbaarheid is vereist. Voor deze gevallen vervalt derhalve de noodzaak om in het land waarin een buitenlands vonnis ten uitvoer moet worden gelegd, nog een afzonderlijke exequaturprocedure te volgen.
De rechterlijke instantie in het land waarin de uitspraak is gedaan, geeft op verzoek van de belangende partij een certificaat af, dat de uitspraak uitvoerbaar is.
In geen geval wordt in het land waarin tenuitvoerlegging van de uitspraak wordt verzocht, de juistheid van de uitspraak onderzocht.
Wel kan op grond van een beperkt aantal andere, doorgaans formele, gronden de erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlandse uitspraak van een lidstaat worden geweigerd. Daartoe moet wel een verzoek worden gedaan door degene jegens wie om tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak wordt verzocht.
Klik hier voor de volledige Nederlandse tekst van de herschikte Brussel I-verordening.